“Hoeveel vind je dat je zelf waard bent?”
In het kader van Wie is baas? hebben we twee lessen gegeven in elk van de negen derde klassen van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer. Dit gaf ons direct waardevolle input voor de nieuwe voorstelling.
Opvallend genoeg zitten er enorme verschillen in de reacties van jongeren. Waar de een zich afvraagt waarom we überhaupt moeten praten over het koloniale verleden, vindt de ander dat we er elke dag over in gesprek moeten. Er is ook veel onbekend. Een paar jongeren met een Caribische achtergrond horen in onze lessen voor het eerst dat hun voorouders vanuit West-Afrika naar Suriname kwamen.
We vragen de jongeren vragen te bedenken die ze aan een slavenhandelaar zouden willen stellen. Eén jongen draait het om, mag hij ook een vraag stellen aan een tot slaaf gemaakte? Ja hoor, natuurlijk mag dat, wat zou hij dan willen vragen?
“Hoeveel vind je dat je zelf waard bent?”
Een meisje leest voor over haar voorouders, en de ontelbare zweepslagen die zij op de rug hebben gekregen. Ze huilt bij de gedachte aan de pijn die ze moeten hebben gehad. Ook voor ons, als witte studio, zijn dit belangrijke momenten om mee te maken. Een jongere die refereert naar zijn ouders met een ‘k-tsj’ doet je ineens vermoeden dat de bekende ‘riem’ die nog wel eens voorbij wil komen in een Surinaamse opvoeding misschien een overblijfsel is van de zweepslagen die hun voorouders kregen.
In één klaslokaal heerst een gevoel van machteloosheid in het kader van slavernij. Er is veel van ze afgepakt. Uit de schrijfopdrachten komt dat gevoel ook naar voren: Een Nederlandse achtergrond lijkt gelijk te staan aan een veilige thuissituatie, hoger opleidingsniveau en meer geld. En waar ze precies vandaan komen weten ze nu ook niet. Wat zou helpen? “Excuses (van de witte mensen)”, zegt een jongen. “Dat zou me hoop geven.”
Ondertussen balen sommige docenten van de klas van onze opdracht. Ze doen juist hun best jongeren het idee te geven dat ze ook Nederlanders zijn, onafhankelijk van de afkomst van hun voorouders. Een tekst beginnen met “als ik eens een Nederlander was” gaat daar tegenin.
Maar hier tussenin zitten twee witte jongeren, die gniffelend koeiengeluiden maken om aan te geven hoe zwarte slaven op de markt werden behandeld. In één klap worden opnieuw mensen veranderd in dieren. Je moet er iets van zeggen, maar hoe doe je dat zonder de onveilige sfeer in de klas te versterken?
Uiteindelijk zit er ook veel plezier in deze klassen. Als onze docent hun teksten omzet in spoken word-raps, staat de één na de ander op. Een meisje met hoofddoek begint de les met de armen over elkaar, omdat ze het onderwerp niet bespreekbaar vindt. Maar dat slaat snel om. Aan het eind van de les staat ze haar teksten te rappen. En uiteindelijk levert het openhartige gesprek ook hele mooie verbinding op. Een witte jongen begint ineens driftig te schrijven. Hij staat op rapt brengt zijn kerverse tekst die eindigt met: “Ik hou van jullie. Jullie hebben gestreden!” Zijn klasgenoten ontploffen in applaus en gejoel.