Tussen straat en systeem

Het Badhuistheater kraakt een beetje. De stoelen zijn scheef, de vloer piept, en er liggen overal dingen. Midden in een woonwijk, tussen bakstenen en balkons, omringd door spelende kinderen ligt deze plek. Een plek waar ik het publiek van vandaag niet zo snel zou plaatsen: Een officier van justitie. Jeugdzorgmedewerkers. Beleidsadviseurs. Hulpverleners. Mensen van het systeem, terwijl het Badhuistheater voelt als een plek waar juist van alles buiten het systeem gebeurt.  

 

We spelen Beef, een voorstelling over groepsdruk, loyaliteit, en straatcodes. Normaal gesproken reageren jongeren direct. Ze lachen, roepen, reageren op de vragen van de acteurs. “Als je weet dat iemand iets gaat doen, ben je dan medeplichtig?” “Bij wie kan jij terecht als het niet goed met je gaat?” Maar nu bleef het stil. Ik voelde mijn maag samentrekken. Was dit een vergissing? Kan iets wat voor jongeren gemaakt is wel landen bij deze groep? Begrepen ze de taal, de context, de spanning van de straat? 

 

En toen kwam Dave. Vader van een jongen die nu vastzit. Zijn woorden maken onderdeel uit van de voorstelling, maar dit keer stond hij er zelf. In gesprek. Hij vertelde over de afstand tussen hulpverleners en ouders, over het onbegrip, over hoe hij besloot om zélf iets te bouwen – een stichting, een stem, een vorm. Plotseling werd alles weer menselijk. Breekbaar. Eerlijk.  

 

Na afloop gingen de professionals in groepen uiteen. Ze kregen vragen mee. Over jongeren die ze wél bereikt hadden. En die ze níet bereikt hadden. Over momenten waarop een jongere juist hen iets had geleerd. Over de kring die we zouden moeten vormen, in plaats van tegenover elkaar te staan. 

 

En daar gebeurde het. Terwijl ik langs de groepjes liep, hoorde ik gesprekken die ik herkende. Over het worstelen binnen het systeem. Over momenten waarop je buiten de lijntjes moet kleuren om een echte connectie te maken. Over kwetsbaarheid, volhouden, en het belang van echt contact. Niet alleen praten over jongeren, maar praten met hen – en met elkaar.  

 

In het plenaire nagesprek kwamen woorden voorbij die me raakten. “Je kunt pas bouwen als er vertrouwen is,” zei iemand. Een ander noemde het belang van herstel, niet alleen van de jongere, maar ook van het netwerk en de maatschappij eromheen. Een medewerker van de jeugdreclassering vroeg zich hardop af: hoe heftig is dit eigenlijk voor ouders, en hebben zij niet ook hulp nodig? 

 

Er was ook zelfkritiek. Iemand zei: “We oordelen te snel. Zeker als er iets in het nieuws verschijnt. Maar er zit altijd een verhaal achter het verhaal.” Een officier van justitie deelde openlijk dat ze beseft hoezeer ze vanuit een autoriteitspositie komt: “Je bent de zoveelste die een jongere niet vertrouwt. Als die dan 60 procent geeft, is dat misschien al heel veel.” 

 

Wat me vooral bijblijft is de intentie om anders te gaan werken. Om de ‘olifanten in de kamer’ te benoemen in gesprekken met jongeren. Om niet meer te vragen: ‘Is dit jouw taak of die van mij?’, maar samen te zoeken naar verbinding. Een begeleider zei: “Als je een relatie wil opbouwen en je zet die meteen onder druk, dan kan er niks ontstaan. Je moet een ruimte creëren waarin niks móet.” 

 

Soms is stilte geen afwijzing, maar een teken dat er geluisterd wordt. Dat iets binnenkomt, dat er een besef is van een andere wereld. Misschien zit verandering niet in applaus of directe reacties, maar in het lange, stille werk van reflectie. Van samen zoeken naar een andere manier om er voor jongeren te zijn. Waarin persoonlijke aandacht belangrijker is dan het volgen van protocollen. Waarin ook de hulpverlener zelf een stukje van zichzelf durft te laten zien. 

 

En dan is een krakkemikkig theater, midden in een wijk, precies de juiste plek om dat te laten ontstaan. Ik blijf zitten met hoop, met energie en met de vraag hoe we dit vast kunnen houden bij deze groep.  

 

Na afloop van de bijeenkomsten ontvingen deelnemers een evaluatieformulier. Uit de resultaten komt naar voren dat de bijeenkomst als waardevol werd ervaren. De inhoud sloot goed aan bij de praktijk, en deelnemers gaven aan dat ze: 

  • Nieuwe inzichten opdeden 

  • Zich beter konden inleven in jongeren én ouders 

  • Geïnspireerd waren tot ander gedrag 

  • Zich meer verbonden voelden met collega’s 

Studio 52nd maakt op deze website gebruik van cookies. We gebruiken cookies voor het bijhouden van statistieken (de cookies van Google Analytics zijn volledig geanonimiseerd), om voorkeuren op te slaan, en voor marketingdoeleinden. Door op 'optimale cookies' te klikken, ga je akkoord met het gebruik van alle cookies. Je hebt ook de keuze voor 'minimale cookies', als je dit liever niet hebt.