“Snuffelen aan elkaar is het fundament van samenleven.”
“Als twee honden elkaar ontmoeten, gaan ze meteen aan elkaar snuffelen”, spreekt intercultureel jeugdpsychiater Glenn Helberg op 14 december 2020 de jonge schrijvers van FOK ME HOKJE toe voor aanvang van de allereerste doorloop voor publiek. “Honden voelen een brandende nieuwsgierigheid naar de ander. Daar kunnen wij van leren. De angst voor de ander – als er nog niets aan de hand is, als iemand gewoon voorbij loopt – die zit bij jezelf. Wees nieuwsgierig: snuffelen aan elkaar is het fundament van samenleven.”
Een gewichtige aftrap van de avond, waar alle aanwezigen lang naar uit hebben gekeken. Studio 52nd begeleidde dit jaar zestien jongeren bij het schrijven van hun eerste toneeltekst. Ze bezochten de expositie What a genderful world in het Tropenmuseum. Ook kregen ze workshops van Jens van Tricht (Emancipator) en Glenn Helberg. Begeleid door een schrijfbuddy zetten de jongeren hun perspectief op papier en overhandigden die aan het artistieke team van Studio 52nd. En toen was het afwachten geblazen.
Fast forward een paar maanden en het is 14 december, 18.30. Minuten voor de nieuwe lockdown ingaat. Maar ook de dag van de eerste en voorlopig laatste presentatie met publiek voor acteurs Dio, Smita en Diederik. Twee weken repeteerden ze bijna non-stop met regisseur Gable en choreograaf Winston om de teksten tot leven te kunnen wekken voor de schrijvers. De avond voelt voor iedereen als een laatste kans om de verschillende schrijvers – waarvan enkele elkaar nog niet eerder spraken – nog even aan elkaar te laten “snuffelen”.
“Hoe weet je dat je man bent?”
Intercultureel jeugdpsychiater Glenn Helberg leidt de voorstelling in met een voorstelrondje. De schrijversgroep mag aangeven welke dingen ze nooit meer willen horen, de hokjes waar ze niet meer in geplaatst willen worden. “De eerste hokjes waar we vanaf moeten, zijn de hokjes ‘raar’ en ‘normaal’”, begint de jonge schrijver Max. “Als iets minder vaak voorkomt, betekent dat niet dat iemand daardoor minder normaal is.”
Schrijver Jaro wil nooit meer horen dat hij in de war is of dat hij door een transgender-fase gaat. “Jij wordt niet geloofd?”, vraagt Glenn. “Nee, niet altijd”. Waarop een andere schrijver reageert: “En dan nog. Waarom wordt het idee van een fase per definitie gebracht als iets negatiefs? Als je niet altijd 100 procent snapt waar je doorheen gaat of hoe je je voelt, heb je dan ‘verloren’? We moeten fases niet als een fout ding bestempelen.”
Glenn inventariseert wat deze jongeren zeggen of doen als dit gebeurt. “Ik kies dan liever een andere gesprekspartner”, antwoordt Jaro, “dan weet ik echt niets te zeggen.” “Toen mijn vader mij vroeg hoe ik wist dat ik man was, kaatste ik het terug. Ik vroeg hem hoe hij het van zichzelf wist”, tipt schrijver Kamil, “daar had mijn vader zelf eigenlijk ook nog nooit over nagedacht.” Waarderend vragen Glenn en de anderen zich af hoe vaders zouden reageren op de suggestie dat ook zij misschien in een cis-fase zouden zitten.
Paspoortgegevens
Er zijn ook andere hokjes die mogen verdwijnen. “Kutmarokkaan”, noemt Omar. “Ik kom niet eens uit Marokko, maar uit Egypte.” “Ik wil helemaal niet in een hokje”, reageert schrijver Sadiqa. “Mensen hebben blijkbaar informatie nodig over of ik Nederlands-Ghanees ben, vrouw, 20 jaar. Die paspoortgegevens – dat bén ik niet. Ik voel mij niet Nederlands of Ghanees – ik voel mij mezelf. Ik voel… mijn emoties.” Hokjes lijken gemakkelijke oplossingen om mensen niet écht te leren kennen, niet verder te kijken, realiseren de jongeren zich.
Een leerzame voorstelling
Tijd voor de voorstelling. Er klinkt veel gelach, en luid applaus. Als de teksten over hoe het is om het verkeerde lijf te hebben voorbij komen, kruipen de drie auteurs dicht tegen elkaar aan. Een energieke, beweeglijke choreografie met een innige verstrengeling oogst bewondering van de jongeren. “Dat jullie ook zo soepel weer úit de knoop kwamen, wat knap!” Maar de bewondering is wederzijds: kostuumontwerper Kevin vertelt ontroerd hoe dankbaar die is dat de jongeren op deze manier hun verhaal kunnen vertellen.
Wel vrezen sommige schrijvers dat de voorstelling misschien provocerend zal zijn voor mensen die zich niet durven openstellen voor genderdiversiteit en seksuele diversiteit. Die angst wordt gedeeltelijk gerelativeerd door andere schrijvers: “Voor mij was de voorstelling heel leerzaam”, geeft schrijver Achie aan. “Ik heb een hoop nieuwe termen geleerd. De meeste mensen uit mijn omgeving komen niet zo snel in contact met mensen met een andere seksuele oriëntatie of genderidentiteit. We praten er niet over, en er is veel onwetendheid”, zegt hij, “Het zou goed zijn als we ons er meer in gaan verdiepen. Dat kan met een voorstelling als deze.”
Door de vriendelijke woorden van Achie komen de jonge schrijvers tot een realisatie. Max: “Wij hebben ook vooroordelen. Er is veel strijd tussen hetero’s en LHBT’s. Het is ergens gebotst, waardoor het twee groepen werden”, denkt hij. “Ik trek ook een muur op bij de klasgenoten van wie ik vrees dat ze me niet zullen begrijpen. We veroordelen elkaar en sluiten elkaar buiten.”
“Gewoon hetero”
Als afsluiting biedt Omar, die door Achie werd meegenomen naar de doorloop, graag nog zijn excuses aan: “Ik stelde me vanavond voor als ‘gewoon hetero’, maar na het zien van de voorstelling begrijp ik dat daar niets gewoon aan is.” Een enorm applaus weerklinkt, vol waardering van Glenn en de andere jongeren, dat hij verlegen in ontvangst neemt. Glenn vertrekt al snel met een gerust hart naar huis. De jonge schrijvers blijven echter nog lang nasnuffelen aan elkaar.